- rag
- n. lapje; vod; jool--------v. pesten; plagen; lol trappenrag1[ ræg] 〈zelfstandig naamwoord〉1 〈voornamelijk meervoud〉versleten kledingstuk ⇒ lomp, vod2 lap(je) ⇒ vodje, stuk, flard3 〈pejoratief; benaming voor〉iets dat lijkt op een vod ⇒ vlag; snotlap; gordijn; krant, blaadje4 〈Brits-Engels; informeel〉herrie ⇒ keet, (studenten)lol; 〈in het bijzonder〉 jaarlijkse studentenoptocht voor een goed doel♦voorbeelden:1 from rags to riches • van armoede naar rijkdomdressed in rags • in lompen gehuld2 rags of smoke • flarden rookI haven't a rag to put on • ik heb niets om aan te trekkencooked to rags • stukgekookt3 the local rag • het sufferdje¶ 〈slang〉 chew the rag • mopperen, kankerenfor a rag • voor de gein, voor de lol→ wetwet/————————rag2〈ragged〉 〈informeel〉I 〈onovergankelijk werkwoord〉 〈Brits-Engels〉1 dollen ⇒ lol trappenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 een standje geven ⇒ berispen2 pesten ⇒ plagen3 te grazen nemen ⇒ een poets bakken4 door elkaar gooien 〈als grap〉♦voorbeelden:2 they ragged the teacher • zij schopten keet bij de leraar4 rag someone's room • iemands kamer overhoop halen
English-Dutch dictionary. 2013.